Publicatiedatum: 5 februari 2024
Het (succes)verhaal van immuuntherapie begon in de jaren ’90, toen de eiwitten CTLA-4 en PD-1 werden ontdekt. Deze eiwitten spelen een grote rol bij het afremmen van het afweersysteem. Het uitschakelen van deze eiwitten bleek erg effectief in de behandeling van kanker, doordat het eigen afweersysteem geactiveerd wordt om de kankercellen te herkennen en op te ruimen. Inmiddels is immuuntherapie niet meer weg te denken uit de oncologie: sinds de introductie ruim 10 jaar geleden worden deze medicijnen bij steeds meer tumorsoorten en steeds eerder in het behandeltraject toegepast.
Helaas kan immuuntherapie er ook voor zorgen dat het afweersysteem gezonde cellen aanvalt, zoals in de hypofyse of – in zeldzamere gevallen – de bijnieren. Op deze manier kan er (vrijwel altijd irreversibele) bijnierschorsinsufficiëntie ontstaan. Soms wordt dit bij reguliere bloedcontroles ontdekt, maar vaker krijgen patiënten verschillende vage klachten van extreme vermoeidheid, misselijkheid, minder eetlust en/of hoofdpijn. Met het juiste bloedonderzoek kan de oorzaak meestal snel gevonden worden, en wordt er gestart met hormonale substitutie (hydrocortison).
Bron: BijnierNET